Belastingplan 2021 - wat betekent dat voor u?

Vorige week dinsdag 15 september 2020 was het Prinsjesdag. Op deze derde dinsdag in september bood minister Hoekstra van Financiën de Miljoenennota en de Rijksbegroting aan de Tweede Kamer aan.

Onderstaand artikel is een samenvatting van de belangrijkste maatregelen van het Belastingplan 2021. Deze gaan over ondernemingen, (vermogende) particulieren, onroerend goed, werkgeverschap, Covid-19, internationale situaties en auto & mobiliteit

Alle genoemde maatregelen gaan per 1 januari 2021 van kracht tenzij anders vermeld.


WERKGEVER

Vrije ruimte 2020 van 1,7% naar 3%
Voor 2020 wordt de vrije ruimte voor de werkkostenregeling (WKR) met terugwerkende kracht verruimd van 1,7% naar 3% voor de eerste € 400.000 fiscale loonsom. Werkgevers kunnen daardoor hun werknemers extra tegemoetkomen, bijvoorbeeld door het verstrekken van een cadeaubon.

Vanaf 1 januari 2021 wordt de vrije ruimte over de loonsom boven de € 400.000 verlaagd van 1,2% naar 1,18%.

Begrip afdrachtvermindering in de wet aangepast
Voor speur- en ontwikkelingswerk (S&O) bestaat onder voorwaarden recht op een korting op de af te dragen loonheffingen voor private ondernemingen. De bedoeling is dat die korting alleen geldt voor private ondernemingen. Om dat duidelijk te maken is in de wet het begrip publieke kennisinstelling aangepast. De woorden ‘zonder winstoogmerk’ in de wettelijk definitie van het begrip kennisinstelling is komen te vervallen.

De afdrachtvermindering voor S&O-werk geldt alleen voor private ondernemingen.

Scholingskosten ex-werknemer vrijgesteld van inkomstenbelasting
Vanaf 1 januari 2021 mag een werkgever in beginsel de scholingskosten van een ex-werknemer vergoeden, zonder dat deze werknemer daarover inkomstenbelasting moet betalen. Het is dan niet langer van belang of sprake is van tegenwoordige of vroegere arbeid. De opleiding of studie moet gevolgd worden voor een toekomstig beroep en mag niet zien op onderhoud en verbetering van kennis en vaardigheden om de dienstbetrekking te vervullen of vanwege persoonlijke redenen, zoals een hobby.

Deze scholingskostenvergoeding mag niet meer dan 30% hoger zijn dan de scholingskostenvergoeding die de werkgever in vergelijkbare gevallen toekent.

Pensioenen
De AOW-leeftijd blijft in 2021 66 jaar en 4 maanden. Daarna stijgt de AOW-leeftijd jaarlijks, tot aan 67 jaar in 2024. In het kader van de uitwerking van het Pensioenakkoord komt de regering in 2021 met wetsvoorstellen zodat duidelijker wordt wat mensen aan premie voor hun pensioen inleggen, wat ze aan vermogen opbouwen en hoeveel hun pensioen later wordt. Ook is het de bedoeling dat het pensioen sneller meebeweegt met de economie. Dat wil zeggen omhoog als het economisch goed gaat en omlaag als economisch slechter gaat. Uiterlijk 2026 zou Nederland moeten overgaan op het nieuwe pensioenstelsel. Doel is dat uiterlijk 2026 het nieuwe pensioenstelsel in werking treedt. De aanpassingen moeten nog in wetsvoorstellen vastgelegd worden.

ONDERNEMINGEN

Hoge Vpb-tarief gaat (toch) niet omlaag
De lagere tariefschijf in de vennootschapsbelasting verhoogt vanaf volgend jaar in twee stappen naar € 245.000 in 2021 en € 395.000 in 2022. Maar de eerder aangekondigde verlaging van vennootschapsbelasting over winsten in de tweede schijf, van 25% naar 21,7%, is van de baan. Voor kleine bedrijven (met een winst tot € 245.000 in 2021) gaat deze belasting wel omlaag van 16,5 naar 15%.

vpb tarief201920202021
t/m € 200.000 (vanaf 2021 € 245.000)19%16,5%15%
boven € 200.000 (vanaf 2021 € 245.000)25%25%25%


Vennootschappen in een fiscale eenheid kunnen overwegen om de fiscale eenheid te beëindigen zodat voor iedere vennootschap de verlaagde tariefschijf benut kan worden.

Invoering vermogensaftrek wordt onderzocht
Om de fiscale behandeling van eigen en vreemd vermogen gelijkmatiger te maken, komt er een onderzoek naar een budgettair neutrale invoering van een vermogensaftrek. De ‘earningsstrippingmaatregel’ is al een bekende regel. Deze beperkt de aftrek van rente om te voorkomen dat bedrijven bovenmatig met vreemd vermogen worden gefinancierd. Het verder beperken van de renteaftrek voor vreemd vermogen bij ondernemingen zal ook worden meegenomen in het onderzoek naar een vermogensaftrek.

Verrekening voorheffingen met vpb
Het kabinet wil de vennootschapsbelasting voor de verrekening van voorheffingen zoals de dividend- en de kansspelbelasting per 1 januari 2022 beperken tot de in een jaar verschuldigde vennootschapsbelasting. De niet verrekende voorheffingen kunnen worden doorgeschoven naar een later jaar.

Nieuwe renteaftrekbeperking
Op basis van een nieuwe renteaftrekbeperking worden onder omstandigheden rentes (waaronder kosten en valutaresultaten) ter zake van schulden aan een verbonden lichaam of verbonden natuurlijke persoon van aftrek uitgesloten. Hiermee wordt beoogd om belastinggrondslaguitholling door renteaftrek binnen concernverband tegen te gaan. Gedoeld wordt op de situatie dat negatieve renten en valutawinsten het bedrag aan positieve renten, kosten en valutaverliezen overschrijdt, per saldo leidend tot een vrijstelling. Per kwalificerende schuld kan de specifieke renteaftrekbeperking per saldo niet langer leiden tot een lagere winst.

Innovatiebox minder voordelig
Als ondernemingen (bv’s, nv’s, etc.) winst maken met innovatieve activiteiten, hoeven zij over dit deel van de winst minder vennootschapsbelasting te betalen. Voor deze innovatieve winsten geldt de zogenaamde innovatiebox. Per 1 januari 2021 stijgt het effectieve tarief van de innovatiebox van 7% naar 9%.

Minimumkapitaalregel en bankenbelasting wordt aangepast
Als gevolg van een arrest van de Hoge Raad wordt de minimumkapitaalregel voor banken en verzekeraars aangepast. De minimumkapitaalregel is bedoeld om bij banken en verzekeraars de fiscale prikkel voor de financiering met vreemd vermogen te beperken. De huidige regeling beperkt de fiscale aftrek van verschuldigde rente voor zover het eigen vermogen minder bedraagt dan 8% van het balanstotaal. Dit percentage stijgt per 1 januari 2021 naar 9%. Daarnaast wordt het tarief van de bankenbelasting in 2021 tijdelijk verhoogd naar 0,066% respectievelijk 0,033%.

Afbouw zelfstandigenaftrek wordt versneld
De eerder geplande afbouw van de zelfstandigenaftrek wordt versneld. In 2021 daalt de zelfstandigenaftrek van € 7.030 naar € 6.670. Tot 2028 bedraagt de jaarlijkse verlaging € 360, in 2028 € 390 en daarna tot 2036 jaarlijks € 110. Uiteindelijk zal de zelfstandigenaftrek in 2036 nog maar € 3.240 bedragen.

Bepaling KIA wordt eenduidig - geen ruimte meer voor uitzonderingen!
Voor belastingplichtigen met meerdere ondernemingen en belastingplichtigen die deel uitmaken van een samenwerkingsverband (bijv. vof) wordt de berekeningswijze van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) verduidelijkt. Een ondernemer heeft recht op KIA naar evenredigheid van zijn investeringsbedrag t.o.v. het totaal van de investeringen van het samenwerkingsverband en de buitenvennootschappelijke investeringen van de ondernemer. Voor het bepalen van de hoogte van de KIA per onderneming wordt voortaan uitgegaan van het investeringsbedrag per onderneming van de belastingplichtige.

Er is geen ruimte meer voor uitzonderingen!

Baangerelateerde Investeringskorting
Bij nota van wijziging op het Belastingplan 2021 zal het kabinet per 1 januari 2021 een Baangerelateerde Investeringskorting (BIK) voorstellen. De BIK laat ondernemers een percentage van de gedane investeringen in mindering brengen op de loonheffing. Het kabinet wil deze korting tijdelijk invoeren per 2021 als crisismaatregel. Na afloop van de BIK zal deze budgettaire ruimte worden gebruikt voor een nader te bepalen maatregel met hetzelfde doelbereik (het verlagen van werkgeverskosten).

Onbeperkte voorwaartse verliesverrekening
Bij nota van wijziging op het Belastingplan 2021 zal het kabinet per 1 januari 2022 een in de tijd onbeperkte voorwaartse verliesverrekening voorstellen (dat is nu zes jaar voorwaarts). Daarbij zijn de verliezen (zowel voorwaarts als achterwaarts) echter slechts tot een bedrag van € 1 miljoen aan belastbare winst volledig verrekenbaar. Bij een hogere winst zijn de verliezen slechts tot 50% van die hogere belastbare winst in een jaar verrekenbaar. Deze maatregel volgt uit een van de aanbevelingen van de Adviescommissie belastingheffing van multinationals.


(VERMOGENDE) PARTICULIEREN

Wijzigingen box 3 - sparen & beleggen
Om de belastingdruk op kleinere vermogens te verzachten, wordt voorgesteld het heffingsvrije vermogen in box 3 te verhogen van € 30.846 naar € 50.000 (voor partners samen van € 61.692 naar € 100.000). Ook worden de schijfgrenzen opnieuw vastgesteld, waarbij de 2e schijf begint bij een vermogen van € 100.000 en de 3e schijf bij € 1.000.000. Om dit pakket deels te dekken, wordt het belastingtarief in box 3 verhoogd van 30% naar 31%.

Doordat het belastbaar inkomen in box 3 voor iedereen daalt, heeft dit een neerwaarts effect op het verzamelinkomen. Om te voorkomen dat hierdoor meer aanspraak gemaakt kan worden op een (hogere) toeslag, wordt voorgesteld om de vermogenstoets voortaan te baseren op de rendementsgrondslag in box 3.

Tariefschijven inkomstenbelasting 2021
Belastingplichtigen die aan het begin van 2021 nog niet de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, krijgen in 2021 naar verwachting met de volgende tariefschijven te maken.

Box 1 - tarief 2020Bel. inkomen meer dan (euro)maar niet meer dan (euro)Tarief 2021 (%)
Schijf laag tarief-68.50737,10%
Schijf hoog tarief68.507-49,50%


Deze percentages zijn dus inclusief premies volksverzekeringen. Voor wie andere premies volksverzekeringen gelden, geldt een andere tariefstructuur.

Gewijzigde heffingskortingen
Hierin zijn alleen de wijzigingen in heffingskortingen opgenomen zoals vermeld in de memorie van toelichting van het Belastingplan 2021. Deze betreffen belastingplichtigen die jonger zijn dan de AOW-leeftijd. Voor AOW-gerechtigden gelden lagere maxima.

Heffingskortingen2020 (euro)2021 (euro)
Algemene heffingskorting maximaal (< AOW-leef-tijd)2.7112.837
Arbeidskorting max.3.8194.205
Inkomensafhankelijke combinatiekorting max.2.8812.815
Jonggehandicaptenkorting749761



Ouderenkorting extra verhoogd
De ouderenkorting voor AOW-gerechtigden wordt extra verhoogd. De alleenstaande ouderenkorting ondergaat slechts een inflatiecorrectie.

Heffingskortingen2020 (euro)2021 (euro)
Ouderenkorting max.1.6221.703
Alleenstaande ouderenkorting436443


Andere voorwaarden aanmerken onroerende goederen
Per 1 januari 2021 gaan andere voorwaarden gelden voor het aanmerken van onroerende zaken als natuurschoonwetlandgoed (NSW-landgoed). Hiervoor geldt al overgangsrecht op grond waarvan voor deze onroerende zaken nog maximaal 10 jaar de huidige voorwaarden gelden. De voorgestelde wijziging heeft betrekking op het al dan niet invorderen van fiscale claims - erf-, schenk- en overdrachtsbelasting - voor onroerende zaken die op 31 december 2020 als NSW-landgoed zijn aangemerkt.

Overgangsrecht levensloopregelingen eindigt
Het overgangsrecht voor levensloopregelingen eindigt vanaf 1 januari 2022. Als eind 2021 nog een levensloopaanspraak bestaat, wordt de waarde van die aanspraak belast. Dit geldt voor de deelnemers die de waarde van de levensloopaanspraak niet voor 1 januari 2022 hebben laten uitkeren en waarbij ook anderszins nog geen heffing heeft plaatsgevonden. Voor een goede afwikkeling van het overgangsrecht van de levensloopregeling wordt de instelling (bank, verzekeraar, enz.) inhoudingsplichtig voor de loonheffing. Dit voor het fictieve genietingsmoment over de waarde van de levensloopaanspraak. De instelling kan de loonheffing direct verhalen op de (ex) werknemer. Vanwege de heffing in box 3 wordt het fictieve genietingsmoment vervroegd naar 1 november 2021.

De levensloopverlofkorting en de overige heffingskortingen kan de (ex) werknemer claimen bij de aangifte inkomstenbelasting. Het fictieve genietingsmoment wordt november 2021. Zo kan de werknemer voor 1 januari 2022 zijn belastingschuld betaald hebben. Aldus wordt het box 3 vermogen verlaagd.

Kinderopvangtoeslag naar rato vastgesteld
Als de kosten van kinderopvang door de ouder slechts gedeeltelijk zijn betaald, wordt het recht op toeslag voortaan vastgesteld naar rato van het bedrag aan kosten dat tijdig is betaald. Het volledige bedrag aan toeslag wordt dus niet langer teruggevorderd. Dit is een wettelijke vastlegging van de uitspraken van de Raad van State sinds oktober 2019. Ook krijgt de Belastingdienst/Toeslagen de bevoegdheid om bij bijzondere omstandigheden de terugvordering van kinderopvangtoeslag te matigen. Voorts komt er meer ruimte voor belanghebbenden om hun zienswijze kenbaar te maken bij het vaststellen van een definitieve beschikking. Er komt meer maatwerk.

Doelmatigheidsgrens toeslagen
Het terugvorderen van eerder verleende tegemoetkomingen of voorschotten wordt beperkt. Er wordt een koppeling gemaakt met de doelmatigheidsgrens voor de inkomstenbelasting. Door de Belastingdienst/Toeslagen terug te vorderen bedragen tot € 47 (bedrag 2020) worden niet meer geïnd.

De doelmatigheidsgrens geldt niet voor nabetalingen aan toeslaggerechtigden.

Informatieverplichting toeslagen Belanghebbenden moeten alle informatie verstrekken die voor de toekenning van toeslagen nodig is. Er wordt vastgelegd dat een belanghebbende minimaal twee weken de tijd krijgt om op een aanmaning (een herinnering op een verzoek om informatie) te reageren. Uiterlijk bij die aanmaning moet de Belastingdienst/Toeslagen aangeven wat de mogelijke gevolgen zijn van het niet nakomen van de informatieverplichting. Bovendien moet de Belastingdienst zich voor de aanmaning al redelijkerwijs hebben ingespannen om de informatie te verkrijgen.

Kwijtschelding toeslagschulden
Op een nog nader te bepalen tijdstip wil het kabinet een regeling voor het kwijtschelden van toeslagschulden invoeren. Het gaat om gevallen waarin er buitengewoon bezwaar is om een terugvordering geheel of gedeeltelijk te voldoen. Van buitengewoon bezwaar is sprake als er geen middelen zijn of worden verwacht om een schuld binnen afzienbare tijd af te kunnen lossen. Ook andere omstandigheden zijn denkbaar, maar er zullen strikte voorwaarden gelden. Onder de gedeeltelijk of geheel kwijt te schelden bedragen behoren ook invorderingskosten, invorderingsrente en boetes.

Partnerschap voor toeslagen kan worden beëindigd
Vaak ontstaan problemen doordat burgers als toeslagpartners worden aangemerkt en daardoor toeslagen teruggevorderd worden. Voor gehuwde partners, waarvan er één wordt opgenomen in een verzorgingshuis, wordt het mogelijk om het partnerschap voor de toeslagen te beëindigen. Er komt ook een uitzondering voor twee personen die allebei een zakelijke huurovereenkomst met een derde hebben. Waarschijnlijk volgt later een uitzondering voor gedetineerden. Bovendien zal het partnerschap niet meer terugwerken naar het begin van het kalenderjaar. Het geldt pas vanaf de eerste dag van de volgende maand.

Onverzekerde toeslagpartner
Voor het vaststellen van het recht op zorgtoeslag van toeslagpartners wordt niet langer gekeken of de partner verplicht is verzekerd voor de Zorgverzekeringswet. Nu ontvangt de aanvrager geen zorgtoeslag als zijn partner geen zorgverzekering heeft. Toeslagpartners ontvangen voortaan 50% van de tweepersoonstoeslag als een van hen geen zorgverzekering heeft. Het maakt daarbij niet uit wat daarvan de reden is.


AUTO & MOBILITEIT

Sneller belastbaar feit BPM
Het belangrijkste belastbare feit voor de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Wet BPM) is op dit moment de registratie van een motorrijtuig in het kentekenregister. Deze registratie omvat zowel de inschrijving als de tenaamstelling van een motorrijtuig in het kentekenregister. Dit kan tot onwenselijk situaties leiden doordat tussen het moment van inschrijving en dat van de tenaamstelling soms lange tijd kan zitten. Daarom wordt voorgesteld om voor de bpm het belastbaar feit te vervroegen van de tenaamstelling in het kentekenregister naar de inschrijving in het kentekenregister.

Het afschrijvingspercentage van een gebruikt motorrijtuig wordt door deze wetsaanpassing bepaald op het moment van onderzoek door de RDW, in plaats van op het moment van de tenaamstelling.

Verhoging BPM tarieven met 4,38%
De CO2-schijfgrenzen van de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) worden verlaagd met 4,2%. Daarnaast vindt een indexatie van de tarieven plaats, gevolgd door een verhoging met 4,38%. Dit alles om de belastinggrondslag aan te laten sluiten aan de (verwachte) technologische ontwikkelingen.

Rijden met een vervuilende dieselauto wordt ook duurder door een aanscherping van de CO2-grens en een verhoging van het tarief voor de dieseltoeslag.

Bijtelling zonnecelauto’s
Voor nieuwe emissievrije auto’s zoals elektrische auto’s is in 2020 de bijtelling 8% van de cataloguswaarde tot € 45.000. In 2021 geldt een bijtelling van 12% over maximaal € 40.000. Anders dan voor elektrische auto’s geldt voor een waterstofauto geen maximale catalogusprijs waarop de lagere bijtelling van toepassing is, de lagere bijtelling geldt over de volledige cataloguswaarde.

Het kabinet stelt nu voor om ook voor zonnecel-auto’s dezelfde regeling te introduceren als voor waterstofauto’s. Een bijtelling van 12% in 2021 berekend over de volledige cataloguswaarde. Een zonnecelauto is een elektrische auto met geïntegreerde zonnepanelen.

Voor auto’s met een waterstofmotor geldt nu al over de volledige cataloguswaarde een verlaagde bijtelling wegens privégebruik. Voor zonnecelauto’s geldt dat vanaf 2021.

Mogelijke verlenging verlaagd tarief energiebelasting
In 2020 kent de energiebelasting een verlaagd tarief voor elektriciteit geleverd aan openbare laadpalen. Ook is er geen tarief vastgesteld voor de ODE (Opslag Duurzame Energie) voor geleverde elektriciteit aan openbare laadpalen. Het kabinet wenst deze maatregelen tot en met 2022 te verlengen. De inschatting is dat de Europese Commissie en de Raad van de Europese Unie hiermee zal instemmen.


ONROEREND GOED

Starters vrijgesteld van overdrachtsbelasting
Starters op de woningmarkt worden onder voorwaarden vrijgesteld van overdrachtsbelasting. Zij moeten hiervoor 18 tot 35 jaar zijn, een (recht op een) woning verkrijgen en de woning anders dan tijdelijk als hoofdverblijf gaan gebruiken. Ook mag de vrijstelling niet eerder zijn benut. Of aan de voorwaarden wordt voldaan, wordt beoordeeld ten tijde van de verkrijging (het passeren van de akte). Bij een gezamenlijke aankoop van een woning, moet men de toepassing van de vrijstelling per persoon bekijken. Mogelijk geldt voor het aandeel van de ene koper een vrijstelling en voor het aandeel van de andere koper niet.

Er geldt een overgangsregeling voor kopers die voor 1 januari 2021 een woning hebben gekocht. Als zij aan alle voorwaarden voldoen, kunnen ze de vrijstelling toepassen bij een volgende aankoop.

Beperking verlaagd tarief
Het verlaagde tarief van de overdrachtsbelasting van 2% geldt enkel nog voor natuurlijke personen die een woning anders dan tijdelijk als hoofdverblijf gaan gebruiken. De verkrijger moet direct voorafgaand aan de verkrijging schriftelijk verklaren dat dit de intentie is. De Belastingdienst zal achteraf controleren of de verkrijger de woning inderdaad voor langere tijd als hoofdverblijf is gaan gebruiken. De fiscus kan de toepassing van het verlaagde tarief daardoor terugdraaien (met belastingrente en evt. een boete). De Belastingdienst moet rekening houden met onvoorziene omstandigheden, zoals een scheiding of overlijden.

Uitzonderingen startersvrijstelling: fictief OG en economisch eigendom
Twee zaken worden uitgezonderd van toepassing van de startersvrijstelling en het verlaagd tarief voor de overdrachtsbelasting. Allereerst is uitgezonderd de verkrijging van enkel de economische eigendom van een woning, zonder dat ook de juridische eigendom wordt geleverd. Daarnaast is uitgezonderd de verkrijging van aandelen in een rechtspersoon die vooral onroerend goed bezit.

De verkrijging van een specifiek recht van lidmaatschap van een vereniging of coöperatie, inclusief het recht op het gebruik van minstens 90% van een woning, kan wel onder de vrijstelling of het verlaagd tarief vallen.

Zorg voor overdracht in 2020 - dat scheelt overdrachtsbelasting
Het algemene tarief van de overdrachtsbelasting wordt verhoogd van 6% naar 8%. Dit tarief geldt voor alle niet-woningen en voor woningen die door de verkrijger niet of slechts tijdelijk als hoofdverblijf worden gebruikt. Dus bijvoorbeeld voor vakantiewoningen, woningen die ouders kopen voor hun kind, bedrijfspanden, en verkrijgingen van woningen door niet-natuurlijke personen zoals rechtspersonen (bijvoorbeeld een bv of woningcorporatie).

Houd rekening met een verhoging van het algemene tarief van de overdrachtsbelasting per 2021 naar 8%. Zorg zo mogelijk voor overdracht in 2020; dat scheelt overdrachtsbelasting.

Aangifte doen bij vrijstelling ovb
In de wet wordt opgenomen dat als een vrijstelling voor de overdrachtsbelasting wordt toegepast, voor die verkrijging een aangifte overdrachtsbelasting moet worden ingediend. Als de verkrijging niet via de notaris verloopt, moet de verkrijger eerst om een uitnodiging tot het doen van aangifte verzoeken. Dit moet binnen een maand na de verkrijging. De inspecteur stelt vervolgens vast wanneer de aangifte binnen moet zijn. Die termijn is minimaal een maand. Als er een notariële akte wordt opgemaakt, verzorgt de notaris de aangifte.

Bewaak dat bij vrijstelling voor de overdrachtsbelasting er een aangifte wordt ingediend. Als er een notariële akte wordt opgemaakt, verzorgt de notaris die aangifte.

Tarief aanhorigheden
Aanhorigheden zijn objecten die bij een woning behoren, zoals een schuur, garage, enz. De vrijstelling of het verlaagde tarief (2%) voor de overdrachtsbelasting kan vanaf 1 januari 2021 enkel nog worden toegepast als deze aanhorigheden gelijktijdig met de woning worden verkregen. Uiteraard moet de vrijstelling of het verlaagde tarief dan ook op de woning van toepassing zijn. Later verkregen aanhorigheden vallen altijd onder het algemene tarief van 8%.

Zorg dat aanhorigheden gelijktijdig met de woning worden verkregen per 2021.


INTERNATIONAAL

Coronareserve
Om op een vroeger moment een verwacht verlies over 2020 te verrekenen, is onder voorwaarden al goedgekeurd dat belastingplichtigen voor de vennootschapsbelasting over het boekjaar 2019 een fiscale reserve kunnen vormen (coronareserve). Belastingplichtigen voor de vennootschapsbelasting kunnen deze coronareserve vormen voor het coronagerelateerde verlies dat zich naar verwachting in het boekjaar 2020 voordoet. De coronareserve verlaagt de winst over 2019 en daardoor kan op korte ter-mijn (een deel van) de betaalde belasting over 2019 terug gekregen worden, of hoeft (een deel van) de belasting over 2019 niet meer te worden betaald. Met dit voorstel wordt de al bestaande goedkeuring in wetgeving omgezet.

De coronareserve mag niet groter zijn dan de winst van het jaar 2019 en ook niet groter dan het totale verwachte verlies in het jaar 2020.

Vrijstelling Subsidie vaste lasten
Medio 2020 heeft het kabinet de TOGS vervangen door de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (ook wel tegemoetkoming vaste lasten (TVL) genoemd). Het Belastingplan 2021 regelt dat dit voordeel vrijgesteld is van inkomsten- en vennootschapsbelasting. De bepaling treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2020.

Geef eventuele subsidies uit de Subsidieregeling vaste lasten op in de rubriek ‘Overige buitengewone baten’ in de aangifte inkomstenbelasting. Gebruik de rubriek ‘Overige vrijgestelde winstbestanddelen’ voor de aangifte vennootschapsbelasting.

De Regeling subsidie vaste lasten (TVL) gaat na 1 oktober 2020 door. Het Belastingplan spreekt zich niet uit over een vrijstelling van deze verlenging.

TOGS onbelast
Ondernemers die directe schade ondervonden van de coronamaatregelen, konden in een deel van 2020 profiteren van de regeling ‘Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren CO-VID-19’ (TOGS). Dit voordeel betrof een eenmalige tegemoetkoming van € 4.000 om de vaste lasten te betalen. In het Belastingplan 2021 is opgenomen dat dit voordeel onbelast is.

Eventuele terugbetalingen van TOGS-subsidies zijn dus ook niet aftrekbaar.

Zorgprofessionals betalen geen belasting over bonus
Verschillende zorgprofessionals hebben in hun werk (in)direct de gevolgen van de uitbraak van de coronacrisis ondervonden. Het kabinet wil dat deze zorgprofessionals een bonus krijgen van € 1.000 zonder dat zij daarover inkomstenbelasting betalen. Werkgevers kunnen deze bonus onder voorwaarden ook onbelast verstrekken aan anderen dan eigen werknemers. Daarbij valt te denken aan ingeschakelde zelfstandigen en extern ingehuurd schoonmaakpersoneel.

De "werkgever" moet over de bonus aan anderen dan eigen werknemers in principe 75% eindheffing toepassen.

TOFA-bijdrage
Door de coronacrisis getroffen flexibele arbeidskrachten konden over de maanden maart, april en/of mei 2020 onder voorwaarden een tegemoetkoming krijgen van het UWV. Dit vloeit voort uit de Tijdelijke Overbruggingsregeling voor Flexibele Arbeidskrachten (TOFA). Het Belastingplan 2021 bepaalt dat de TOFA-bijdrage telt als loon uit vroegere dienstbetrekking. Het UWV is de inhoudingsplichtige en past in beginsel standaard de loonheffingskorting toe.

Op de TOFA-bijdrage wordt, ook zonder verzoek, de standaardloonheffingskorting toegepast. Ook als de heffingskorting al door een andere inhoudingsplichtige wordt toegepast.

Vraag? Stel hem gerust aan één van onze teamleden.

Bij Bond is er altijd een luisterend oor. Op zoek naar een oplossing voor uw financiële vraagstuk? Het begint met een e-mail naar één van onze teamleden.